Terug
 
"Een zus van mij kreeg verkering met een jongen van Katendrecht, van de familie Van Maarschalkerwaard. En ja, die woonden hier op de Rechthuislaan, tegenover de katholieke kerk. En dan waren er weleens van die dingen van Clubhuis De Boei en zo. En daar gingen zij dan naartoe. Nou, dan mocht ik ook mee."
Ada Velthoven (Rotterdam, 1955)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Uit de Rechthuislaan.
En onderdeel van de collectie: Verhalen van Katendrecht.

Samen met haar man woont ze in het mooiste huis van Katendrecht, vindt ze zelf, met prachtig uitzicht op de Maashaven. Hier woont ze sinds 2010 en hier wil ze nooit meer weg. En op Zuid, aan de kant van de rivier waar ze werd geboren, in de kraamkliniek aan de Putsebocht. Ada groeide op aan de Persoonshaven, tegenover de RMI, de Rotterdamsche Melk Inrichting, in een heel klein huisje, in een heel groot gezin. Ada is de zesde in rij van totaal acht kinderen. Haar vader was loodgieter, haar moeder runde het huishouden.
Vanwege het kleine huis, fungeerde de bibliotheek aan de Oranjeboomstraat als tweede huiskamer voor Ada. Daar herinnert ze zich de verkleedpartijtjes, het knutselen, de toneelstukjes en de Kinderboekenweek. Het maakte dat ze na haar mulo en havo naar de bibliotheekacademie ging in Den Haag. Ze volgde de specialisatie jeugdbibliotheek in Amsterdam en keerde weer terug naar Rotterdam waar ze ging werken bij de Centrale Jeugdbibliotheek aan de Binnenrotte.
Haar jeugd werd ook getekend door donkere perioden. Toen Ada in de zesde klas zat, verongelukte haar broer Bertie; hij was op zijn fiets geschept door een auto. Een paar jaar later kwam haar broer om bij een brand in discobar Casablanca in Rockanje. En toen Ada 18 jaar was, overleed haar vader aan longkanker. Mede daardoor spreekt ze nu op uitvaarten. Daarnaast is ze vrijwilliger bij Verhalenhuis Belvédère.

Meer verhalen met
Onderwerp: Wonen  
Locatie: Katendrecht  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"We hebben er toen nooit geen last van gehad. Na de oorlogsjaren, toen deden we boodschappen voor deze vrouwen. Je kon ze bij naam en toenaam. Zwarte Bet, zwarte Greet, manke Tilly."
"Ik heb ook trainingen gegeven in de buurt, voetbaltrainingen, rapworkshops. En dat zie je ook een soort broederschap ontstaan. Bij mij ging het altijd om respect, hè, elkaar waarderen en samenzijn. Dat zijn mooie dingen toch, met liefde met elkaar omgaan."
"Als je hier woont of in de stad, dat is een hemelsbreed verschil. Mensen zijn mensen natuurlijk, maar ze hebben daar een hele andere mentaliteit. Dit moet je zien als een dorp."
"Het was gewoon een prostitutiebuurt en ik ben daarin opgegroeid en we hebben er plezier van gehad, want je hebt er zelfs geld aan verdiend. En dat waren wij niet alleen: half Katendrecht verdiende er geld aan. Kamertjes timmeren, of kamertje behangen, of even de hond uitlaten, of weet ik veel wat. Die meiden waren altijd wel goed met de tip."
"Verderop in de straat had je de winkel van Romeijn zitten. Dat was meer een volkszaak. Bij ons kwam, ik zal niet zeggen de elite, maar wel ander volk."
"Mijn oma zei altijd: je kunt beter boven een hoerenkast wonen dan boven de kerk, want als je honger hebt, krijg je van die hoeren te vreten, van de pastoor niet."
"In de kapsalon hoor ik heel veel verhalen. Ja, natuurlijk maak je ook soms gekke dingen mee. Dat hoort er bij. Eigenlijk ben je een soort maatschappelijk werk. Je luistert, ze willen alleen dat iemand er voor hun is. En hun begrijpt."
© 2025 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed