Hij werd geboren op de Taandersstraat, waarschijnlijk op nummer 371, in een huis dat twee jaar later door bommen en de brand verwoest zou worden. Twee jaar was hij, die 31ste maart 1943. Bewuste herinneringen aan het bombardement heeft hij daarom niet. ,,Ik heb alleen de verhalen gehoord,’’ zegt hij. Die gaan als volgt: Zijn moeder was thuis met twee kleine kinderen. Zijn vader was aan het werk bij de Oostzeedijk; hij werkte voor de gemeente. Normaal gesproken zou zijn oma langskomen, maar die had afgezegd. ,,Daar heeft ze geluk mee gehad.’’ Twee huizen verder dan het huis van de familie Ouwehand is een bom gevallen. ,,En toen is ons huis ook afgebrand.’’ Ze konden nog ontkomen, al kon zijn moeder niks meer meenemen. ,,Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog.’’ Hoewel ze hun huis en alles daarin hebben verloren, heeft het gezin Ouwehand geluk gehad. Alleen al in het stuk van de Taandersstraat waar zij woonden, zijn 28 doden gevallen.
Die dag zijn ze naar zijn grootouders gegaan, die in de Jan Kobellstraat woonden. Daar gingen ze naar de ouders van zijn moeder: die woonden in het Oude Noorden. Omdat zijn vader ambtenaar was bij de gemeente, had het gezin snel een nieuwe woning in Tuindorp Vreewijk. ,,Veel mensen die dakloos zijn geraakt, wilden absoluut niet naar de overkant, ze gingen de rivier niet over. Die woonden liever in. Wij zijn op de Groenezoom terechtgekomen en daar heb ik de meest fantastische periode meegemaakt. Tuindorp Vreewijk is de mooiste wijk van Rotterdam.’’ Toch kwam Cees nog wel eens terug in zijn oude buurt, wanneer hij opa en oma kwam bezoeken. Hij heeft nog wel herinneringen aan het spelen in de puin, toen hij nog een jongetje was.
"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."
Cees Ouwehand (Rotterdam, 1941)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Linda Malherbe, Joop Reijngoud
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Linda Malherbe, Joop Reijngoud
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."