Terug
 
"Het was gewoon een prostitutiebuurt en ik ben daarin opgegroeid en we hebben er plezier van gehad, want je hebt er zelfs geld aan verdiend. En dat waren wij niet alleen: half Katendrecht verdiende er geld aan. Kamertjes timmeren, of kamertje behangen, of even de hond uitlaten, of weet ik veel wat. Die meiden waren altijd wel goed met de tip."
Dick van Bergem (Rotterdam-Katendrecht, 1942)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Uit de Rechthuislaan.
En onderdeel van de collectie: Verhalen van Katendrecht.

Dick van Bergem woont al zijn hele leven op de Kaap, nu in de Rechthuislaan. Hij werd in 1942 als zevende van acht kinderen geboren in het gezin Van Bergem aan de Veerlaan. Ze woonden met z’n tienen in een drie-kamer-woning aan de Veerlaan. Dick is een rasechte Kapenees en heel beschermend over het erfgoed van Katendrecht. Zoals velen in zijn tijd begon hij al jong met werken, op zijn vijftiende. Na talloze baantjes, van Kristal, de slagerij Droog tot op de vrachtwagen, kwam hij uiteindelijk via zijn toenmalige echtgenote terecht bij het Katendrechts Volkshuis, waar hij in dienst van de gemeente werkte als organisator. Hij organiseerde veel activiteiten voor kinderen en bejaarden en ging als programmaleider mee naar de kampen in Burgh-Haamstede. Ook staat hij bekend om zijn accordeon, zijn lijndanstalent en is hij samen met een oude buurjongen in de vorm van een schilderij vereeuwigd door Dolf Henkes.

Meer verhalen met
Onderwerp: Wonen  
Locatie: Katendrecht  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Een zus van mij kreeg verkering met een jongen van Katendrecht, van de familie Van Maarschalkerwaard. En ja, die woonden hier op de Rechthuislaan, tegenover de katholieke kerk. En dan waren er weleens van die dingen van Clubhuis De Boei en zo. En daar gingen zij dan naartoe. Nou, dan mocht ik ook mee."
"We hebben er toen nooit geen last van gehad. Na de oorlogsjaren, toen deden we boodschappen voor deze vrouwen. Je kon ze bij naam en toenaam. Zwarte Bet, zwarte Greet, manke Tilly."
"Ik heb ook trainingen gegeven in de buurt, voetbaltrainingen, rapworkshops. En dat zie je ook een soort broederschap ontstaan. Bij mij ging het altijd om respect, hè, elkaar waarderen en samenzijn. Dat zijn mooie dingen toch, met liefde met elkaar omgaan."
"Als je hier woont of in de stad, dat is een hemelsbreed verschil. Mensen zijn mensen natuurlijk, maar ze hebben daar een hele andere mentaliteit. Dit moet je zien als een dorp."
"Verderop in de straat had je de winkel van Romeijn zitten. Dat was meer een volkszaak. Bij ons kwam, ik zal niet zeggen de elite, maar wel ander volk."
"Mijn oma zei altijd: je kunt beter boven een hoerenkast wonen dan boven de kerk, want als je honger hebt, krijg je van die hoeren te vreten, van de pastoor niet."
"In de kapsalon hoor ik heel veel verhalen. Ja, natuurlijk maak je ook soms gekke dingen mee. Dat hoort er bij. Eigenlijk ben je een soort maatschappelijk werk. Je luistert, ze willen alleen dat iemand er voor hun is. En hun begrijpt."
© 2024 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed