In 1975 is hij met zijn moeder afgereisd naar haar geboortegrond in Nalahia, op Nusa Laut, de kleinste van de vijf Ambonese eilanden. Abetsina Rikumahu, zo heette Eds moeder die daar opgroeide in een klein en streng gezin, met maar een zus. Daar werd ze ook verliefd op een dorpsgenoot: Domingus Leiwakabessy, maar de liefde was verboden. Hoewel ze uit hetzelfde dorp komen, was er verschil in de toen geldende hiërarchie: hij was naar de Hollandse school geweest, zij naar de inlandse school. ,,Mijn vader sprak Nederlands, mijn moeder gebrekkig of niet.’’ Zijn ouders zijn daarop allebei weggelopen, vertrokken van het eiland om te trouwen. Vervolgens ging zijn vader in dienst bij de KNIL. 25 jaar oud was Betsie, toen ze met haar man en twee jonge kinderen – Eds oudste broers – in 1951 in Schattenberg terechtkwamen, het voormalige joodse doorgangskamp Westerbork, dat jaren een woonoord was voor Molukkers. Uiteindelijk zou het gezin daar uitbreiden naar acht kinderen totaal: vijf jongens en drie meisjes, onder wie Ed. Ze woonden in Schattenberg tot 1963 en verhuisden toen naar Krimpen aan den IJssel. Hoewel zijn moeder de taal niet goed sprak, belemmerde dat haar niet in Nederland. Ze had drie banen: werkte bij schoonmaakbedrijf, een naai-atelier en een hotel. Later, in Krimpen, meldde ze zich bij het bejaardentehuis tegenover hun woning. Ze wilde heel graag verzorgende worden en kreeg daar de kans om een opleiding te volgen en te werken. ,,Mijn moeder ontwikkelde zich als een geëmancipeerde vrouw die zelf wilde werken, zelf een studie wilde volgen en zich niet meer liet onderdrukken door mijn vader. Ze had geen schroom om ergens op af te stappen. Dat heb ik echt van mijn moeder meegekregen.’’
"Ze had alles over voor ons, ze had drie banen alleen om te zorgen dat wij konden eten of naar school konden. Ik had later pas door hoeveel en wat mijn moeder allemaal voor ons heeft gedaan."
Ed Leiwakabessy (Schattenberg, Drenthe 1956)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Mahina, ode aan de Molukse vrouw.
En onderdeel van de collectie: Molukse migratieverhalen.
En onderdeel van de collectie: Molukse migratieverhalen.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Ineens zag ik de kust met wuivende palmbomen dat me op de een of andere manier aan mijn grootouders deed denken. En het was net alsof er een speer door mijn hart ging."
"Mijn moeder heeft me nooit meegegeven verdrietig te blijven, niet terug te blikken maar vooruit te kijken. Ze zei: wees trots op waar je vandaan komt, je bent en blijft een Molukse en laat zien dat die Molukkers wat kunnen, beteken wat voor je volk."
"Voor mij is deze kebaja heel belangrijk, omdat het iets tastbaars is, wat nog van mijn moeder is geweest en wat ze heeft gedragen."
"Al heb je maar één druppel Ambonees bloed, je bent gewoon familie, ze sluiten je meteen in de armen, je hoeft verder niets te zeggen. Daar raakte ik echt diep ontroerd door."
"Ik vind zelf dat onze Nederlandse moeders ook tot de eerste generatie Molukkers behoren. Wat al die vrouwen hebben moeten offeren. Ze hebben hun nationaliteit opgegeven. Sommigen hebben zich verdiept in de taal, in het koken."
"We hadden wel Molukse buren. In elk straat woonden steeds twee Molukse gezinnen naast elkaar. Dat vond ik heel fijn op zo op te groeien, met wel het gevoel van de Molukse gemeenschap."
"Mijn opa's van beide kanten zijn KNIL-militair. Ik ben geboren in Friesland, in het jaar dat mijn ouders terugkeerden naar Indonesië."