Hun moeder was een kruideniersdochter van de Pieter de Hoochstraat. Hun vader was typograaf en had een eigen drukkerij in dezelfde straat. Na hun trouwen streken ze neer aan de Schiedamseweg 272 waar de eerste kinderen geboren zouden worden. Dat huis werd wegens de uitbreiding al gauw te klein, waarop ze verhuisden naar de Schiedamseweg 251. ,,Ook daar werd het te klein,’’ vertelt Frans Morel. Uiteindelijk zou het katholieke gezin Morel wonen aan de Schiedamseweg 244 met elf kinderen. Frans is de derde in rij, George is de jongste. Vooral in dat laatste huis liggen mooie herinneringen. Daar vormden ze een hechte gemeenschap met de twee andere katholieke gezinnen die ernaast woonden: de familie Mineur en de familie Vijverberg. Alle kinderen speelden toneel in de lager gelegen achtertuin van de familie Mineur. ,,We hadden de hele originele naam: DPG, ofwel De Plankengasten.’’
De oorlog zou alles veranderen. Tijdens vakanties werden de kinderen ondergebracht bij verschillende drukkers verspreid over Limburg. Een vriend van hun vader – een drukker uit Maastricht – had deze opvangadressen geregeld. In 1942 overleed hun vader plotseling, waarna hun moeder alleen kwam te staan met elf kinderen. En toen kwam de 31ste maart 1943. George was nog een baby en lag in de wieg. Frans, 14 jaar oud, was net terug van de Bosjesschool in de stad toen het luchtalarm ging. ,,De opdracht was: als een bombardement dreigt, allemaal onder de trap. We stonden daar en mijn oudste zus zei op een ogenblik: ‘We hebben George vergeten’. Hij werd gehaald en dat was goed ook. Want na het bombardement lag een heel groot glas-in-loodraam in z’n bed.’’ Een oom van de familie kwam meteen daarna om te helpen nog wat spullen te redden. ,,Maar het meeste was weg.’’ Alle drie de huizen aan de Schiedamseweg waar ze ooit hadden gewoond, waren door het Vergeten Bombardement verwoest. ,,Dus die herinnering hadden we niet meer.’’ Het gezin kon daarna tijdelijk bij vrienden in De Meern blijven. Uiteindelijk kregen ze een huis toegewezen in de Rochussenstraat. Ook daar zagen ze de sporen van de oorlog; het bleek een huis van Joodse mensen te zijn geweest. Die keerden na de oorlog niet meer terug. Hun Joodse onderburen kwamen wel terug. Zij hadden ondergedoken gezeten. ,,Dat zijn later hele dikke vrienden van ons geworden.’’
Verschillende Morels zijn ook na de oorlog in Limburg blijven hangen en met een Limburgse getrouwd. Zo ook Frans, die nog altijd in Heythuysen woont. George is wel in Rotterdam gebleven. ,,Het bijzondere is dat ik na mijn trouwen ook aan de Schiedamseweg ben begonnen en daarna naar de Rochussenstraat ben verhuisd. Daar woon ik nog steeds.’’ Het Vergeten Bombardement heeft altijd diepe indruk op de familie gemaakt. ,,Ik heb het niet bewust meegemaakt, maar ik hoorden mijn broers er altijd over praten,’’ zegt George. ,,Met een ga ik regelmatig naar de Schiedamseweg. En als ik Frans spreek, dan heeft hij het vaak over 31 maart.’’
"De opdracht was: als een bombardement dreigt, allemaal onder de trap. We stonden daar en mijn oudste zus zei op een ogenblik: ‘We hebben George vergeten."
Frans en George Morel (1928 en 1942, Rotterdam)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Linda Malherbe
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."