Terug
 
"Mijn moeder heeft me nooit meegegeven verdrietig te blijven, niet terug te blikken maar vooruit te kijken. Ze zei: wees trots op waar je vandaan komt, je bent en blijft een Molukse en laat zien dat die Molukkers wat kunnen, beteken wat voor je volk."
Frieda Souhuwat – Tomasoa (Batavia, 1947)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Mahina, ode aan de Molukse vrouw.
En onderdeel van de collectie: Molukse migratieverhalen.

Frieda Souhuwat – Tomasoa vertegenwoordigt al jaren de Molukse gemeenschap in haar Capelse wijk Oostgaarde, in Nederland en in de internationale politiek. Ze zat in veel Molukse besturen, voerde het woord namens de gemeenschap tijdens de treinkaping van 1977. Ze maakte deel uit van de RMS-regering in Ballingschap, de Republiek der Zuid-Molukken, die in 1950 werd uitgeroepen, sinds 1966 in Nederland zetelt en nog steeds streeft naar vrije Molukken. Frieda is momenteel adviseur van de vijfde president: John Wattilete.  Ze werd geboren in Batavia, nu Jakarta, in voormalig Nederlands-Indië. Met haar ouders en drie broers kwam ze in 1951 naar Nederland, waar het gezin via Amersfoort in het voormalige concentratiekamp in Vught terechtkwam. Daar werd ze het eerste Molukse kind op de Nederlandse kleuterschool; haar moeder, die ook Nederlands sprak, wilde graag dat haar kinderen ook Nederlands zouden leren. Zelf was ze immers naar een Europese school geweest in Ambon. ,,Dat vond ik minder leuk, want ik werd altijd uitgescholden voor chocolaatje.’’ In 1958 verhuisde het gezin naar naar Capelle aan den IJssel, eerst naar IJsseloord en daarna naar de Molukse wijk, waar ze nog altijd woont. Haar moeder bleef haar kinderen stimuleren om te gaan studeren. Na de meisjes-hbs deed ze even de kweekschool maar besloot dat het onderwijs niets voor haar was. Via de Sociale Academie kwam ze in het maatschappelijk werk bij Raad voor de Kinderbescherming terecht en later bij Arbeidsvoorziening, toen de werkloosheid onder Molukkers erg hoog bleek. In de avonduren volgde ze allerlei studies: bedrijfskunde, psychologie, rechten. In 1981 bezocht voor het eerst haar roots: Haar beide ouders komen uit Nusa Laut. Haar moeder Augustina werd geboren als Schipper, een Amsterdammer die een plantage had in Nederlands-Indië, maar werd ter adoptie afgestaan aan de familie Lekahena en groeide op in het dorp Abubu. ,,Ze voelde zich volledig Moluks.’’ Haar vader kwam uit het dorp ernaast: Titawaai. ,,Zo hebben ze elkaar leren kennen en ze zijn ook getrouwd op het eiland.’’ Daarna vertrokken ze naar Java, waar haar vader militair werd. Toen ze met het vrachtschip Goya in Nederland aankwamen, was Frieda drie jaar.

Meer verhalen met
Onderwerp: Migratie  
Locatie: Capelle aan den IJssel  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Ineens zag ik de kust met wuivende palmbomen dat me op de een of andere manier aan mijn grootouders deed denken. En het was net alsof er een speer door mijn hart ging."
"Ze had alles over voor ons, ze had drie banen alleen om te zorgen dat wij konden eten of naar school konden. Ik had later pas door hoeveel en wat mijn moeder allemaal voor ons heeft gedaan."
"Voor mij is deze kebaja heel belangrijk, omdat het iets tastbaars is, wat nog van mijn moeder is geweest en wat ze heeft gedragen."
"Mijn moeder was een zachtaardige vrouw, mooi om te zien. Eigengereid, strijdvaardig."
"Al heb je maar één druppel Ambonees bloed, je bent gewoon familie, ze sluiten je meteen in de armen, je hoeft verder niets te zeggen. Daar raakte ik echt diep ontroerd door."
"Ik vind zelf dat onze Nederlandse moeders ook tot de eerste generatie Molukkers behoren. Wat al die vrouwen hebben moeten offeren. Ze hebben hun nationaliteit opgegeven. Sommigen hebben zich verdiept in de taal, in het koken."
"We hadden wel Molukse buren. In elk straat woonden steeds twee Molukse gezinnen naast elkaar. Dat vond ik heel fijn op zo op te groeien, met wel het gevoel van de Molukse gemeenschap."
"Mijn opa's van beide kanten zijn KNIL-militair. Ik ben geboren in Friesland, in het jaar dat mijn ouders terugkeerden naar Indonesië."
"Wat ik me bijvoorbeeld heel erg realiseerde, ik ben zelf 51 en dat mijn oma dus vijftig was toen ze naar Nederland kwam. Dat je dus uit een totaal ander land hier komt en dan meemaakt wat je meemaakt, dat kan me iedere keer nog wel raken."
“Dat is iets wat mijn moeder heeft meegegeven: wéét waardoor we hier zijn terechtgekomen en vertel alsjeblieft hoeveel verdriet je oma en alle andere vrouwen en mannen hebben gehad om hun dierbaren achter te laten. Dat mag niet vergeten worden, daardoor zijn we wel sterker geworden.’’
© 2024 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed