Het gezin De Jong woonde in de Mauritsstraat, toen Jaap in 1942 ter wereld kwam. Zijn vader was kapper en werkte aan de Westzeedijk. Later nam hij een zaak over in Schiebroek, waar ze gingen wonen en waar Jaap een mooie jeugd beleefde. Zijn ouders komen allebei uit Rotterdam en hebben elkaar ontmoet op de Coolsingel bij hotel Atlanta. Hij had nog een oudere broer. En er was nog een derde De Jong op komst, maar die zou nooit komen. Op 31 maart 1943 ging zijn moeder, Alida Huijskes, naar het ziekenhuis, waar haar zus lag. Ze was al met de tram op de weg terug toen het luchtalarm ging. Iedereen stapte uit op de Schiedamseweg. ,,Met een groep mensen is ze een winkel binnengevlucht. Daar viel een voltreffer op.’’ Jaap vermoedt dat zijn moeder in de groentewinkel is gaan schuilen. ,,Zowel daar als bij die dokter Vader ging het helemaal fout. Als ze in de tram was blijven zitten, was er niks anders geweest dan een paar glasscherven. Maar ja, dat heeft niet zo mogen zijn.’’
Zijn vader en opa zijn dagen aan het zoeken geweest. ,,De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden.’’ Zijn broer en Jaap werden ieder bij verschillende familieleden ondergebracht. Jaap woonde tot zijn zesde bij zijn opa en oma in de Deensestraat, totdat zijn vader weer hertrouwde. Over die bewuste 31 maart 1943 werd nauwelijks gesproken, maar Jaap hoorde later wel meer over zijn moeder. Ze zat in een banjoclub. ,,Ze was lief allereerst, een heel zacht karakter en verschrikkelijk handig.’’ Zijn oma – Alida’s moeder – zei altijd: het is mijn opstaan en het is mijn naar bed gaan. Zijn oom ging iedere avond naar de foto van Jaaps moeder toe om haar een goede nachtrust te wensen. ,,Die kon er ook niet van loskomen.’’ Zijn moeder ligt begraven op de begraafplaats in Crooswijk. Ze is 27 jaar geworden. Hoewel Jaap geen bewuste herinneringen heeft aan zijn moeder, heeft hij het altijd als een gemis ervaren dat ze er niet meer is. Hij kreeg zelf drie kinderen en geniet inmiddels van acht kleinkinderen.
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."
Jaap de Jong (Rotterdam, 1942)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Peter Klijsen
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Peter Klijsen
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."