In 1943 is Jannie van der Wilk twintig jaar. Ze woont in de Willebrordusstraat in Rotterdam-Noord. Daar heeft ze drie jaar eerder, in mei 1940, al gezien hoe de binnenstad in rook opging. Haar vader was aan het werk op de Coolsingel toen de eerste bommen vielen. Hij vertelde niet zoveel toen hij thuiskwam, had wel ‘het één en ander gezien’ en zat vooral barstensvol woede.
Vlak voor de oorlog is Jannie gaan werken bij de Coöperatieve Groothandelsvereniging De Handelskamer, de HAKA, in Rotterdam-West. Het is een modern industriegebouw tussen de Vierhavenstraat en de Lekhaven. De Duitse marine gebruikt daar de haven en een deel van hetzelfde gebouw. Daardoor zijn er regelmatig beschietingen door geallieerde vliegtuigen. Jannie spreekt geen woord met de Duitsers, ook al kent ze ‘alle onregelmatige rijtjes uit haar hoofd’.
De bommen van de Amerikanen op 31 maart 1943 zijn ook bestemd voor de Duitsers, maar we weten nu dat ze vooral vallen op de huizen van Bospolder – Tussendijken. Jannie maakt het bombardement mee in de kelder van het HAKA gebouw. Als na het geraas het sein veilig klinkt en de mensen weer boven de grond komen, zien ze pas dat vooral de woonwijk ‘aan de andere kant van het spoor’ is geraakt. Alles brandt daar en veel huizen zijn weg, ingestort. Er wonen ook mensen uit de fabriek. ,,Daar had je geen contact mee, niemand ging kijken.’’ De woonwijk kom je trouwens niet in en het is afschuwelijk om de branden zo dichtbij te zien en te ruiken. Jannie pakt haar fiets, die staat er nog, en rijdt snel naar huis, net als haar collega’s: wegwezen!
Drie jaar na de bevrijding trouwt Jannie met de jonge arts Guus van Nieuwenhuizen. Zij krijgt zijn achternaam en al snel vertrekken ze richting Noord-Holland. Daar woont ze nog steeds, in Bloemendaal, 95 jaar oud en weduwe. Jannie van Nieuwenhuizen krijgt vier dochters, acht kleinkinderen en één achterkleinkind. Die zijn niet in Rotterdam geboren, maar raken wel steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van de stad. Ze gaan vaak op bezoek bij opa en oma, die er zijn gebleven, en stellen steeds meer vragen.
Eén van de vier dochters, Els van Nieuwenhuizen, interviewde haar moeder begin 2018. Jannie vertelt over hoe zij de oorlog beleefde in Rotterdam, over het grote bombardement van 14 mei 1940 en over het Vergeten Bombardement op die 31ste maart in 1943. Dit interview tussen moeder en dochter staat als extra track op de USB-kaart achterin dit luisterboek.
"Het is afschuwelijk om de branden zo dichtbij te zien en te ruiken."
Jannie (1923) en Els (1954) van Nieuwenhuizen
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Erik Post
Interviewer: Erik Post
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Laura Schalkwijk, Wilma Vogel
Techniek/editing: Erik Post
Interviewer: Erik Post
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Laura Schalkwijk, Wilma Vogel
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."