Terug
 
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
José Vijverberg (1934, Rotterdam)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.

Als één-na-jongste kwam ze ter wereld in een gezin van negen. Dat gebeurde in een benedenhuis aan de Gijsingstraat. Haar vader was chef bij het kledingmagazijn van Bervoets aan de Schiedamseweg. Na de Gijsingstraat belandde het gezin Vijverberg in 1939 via de Willem Beukelszoonstraat op diezelfde Schiedamseweg, nummer 242. Daar woonden nog twee andere gezinnen met wie het contact hecht was: de familie Morel en de familie Mineur. Tijdens de oorlog ging José’s moeder vaak op woensdagen naar Zevenhuizen, naar haar broer Sol om kleding te naaien. Oma Diemel paste dan op de kinderen. Haar broer Wim werkte bij de Poorter en kwam altijd thuis lunchen. Zo ging het ook die woensdag 31 maart 1943. Oma Diemel, José en zes andere kinderen gingen tijdens het luchtalarm altijd onder de trap staan. Broer Wim was bijna thuis toen het luchtalarm afging. Hij wilde eerst in de groentewinkel schuilen, maar rende toch gauw naar huis, zo vlakbij, schuin aan de overkant. ,,Gelukkig maar, want anders had ik geen broer meer gehad.’’ Door de explosies van de bommen werd het dak van hun huis eraf geblazen en deze kwam op de groentewinkel terecht. ,,Alle mensen die er gingen schuilen, zijn omgekomen.’’ Haar vader was die dag aan het werk bij Bervoets. ,,Hij is na het luchtalarm naar ons huis gerend, nummer 242. Een heel eind.’’ Hij stuurde José en drie zussen – de vier jongste meisjes van het gezin –  naar Groessen. Dezelfde middag vertrokken ze naar het station van Schiedam, met een koffer en met haar pop. Richting Marconiplein zagen ze brand. Op de plek waar dokter Vader zijn praktijk had, hoorde ze gehuil. ,,Het was verschrikkelijk, alles was mistig, stoffig, heet. Je vluchtte tussen de brandende dingen. Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer.’’ ’s Avonds om elf uur waren ze in Groessen. Haar broer Wim heeft met een vriend nog wat spullen kunnen redden uit het huis: wat meubelen en de piano. Haar ouders gingen naar Zevenhuizen, naar boer Sol, die haar vader kende via zijn werk. De familie kwam in augustus 1943 weer bij elkaar in de Graaf Florisstraat 106. Na haar trouwen in 1958 bleef ze er (in)wonen, tot 1972.

Inmiddels woont ze in het oosten van het land.

Meer verhalen met
Trefwoord: bombardement  
Onderwerp: Oorlog  
Locatie: Rotterdam-West  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Peter Klijsen
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Dan weet je niet wat je ziet. De huizen lagen in puin en de lijken lagen opgestapeld.''
"Ik stap net binnen en gelijk kledder: enorme explosies. De kalk vloog van het plafond."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."
"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."
"Dat was een hoop gegil, gekrijs. Daarna ben ik weggezakt."
"De opdracht was: als een bombardement dreigt, allemaal onder de trap. We stonden daar en mijn oudste zus zei op een ogenblik: ‘We hebben George vergeten."
"Het is afschuwelijk om de branden zo dichtbij te zien en te ruiken."
© 2024 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed