Vanaf haar geboorte in 1944 groeit Judith Haazebroek op in Museum Boymans, waar ze 24 jaar zal wonen met haar ouders. Haar vader, Pieter Haazebroek, werkt eerst als butler van museumdirecteur Dirk Hannema. Als in 1941 de dienstwoning in Boymans vrijkomt – de huidige Espressobar – vraagt Hannema aan Pieter Haazebroek of hij daar wil wonen en wil werken als conciërge. In de loop der jaren werkt hij zich op tot hoofd van de technische en huishoudelijke dienst. Haar ouders brengen zo verder de hele oorlog in het museum door.
Judith hoort later pas de verhalen over het personeel dat in winterjassen op de zalen rondloopt wegens de kou, over de Duitse soldaat die aanbelt met een pistool in zijn handen, over de Engelse bommen die er in 1942 vallen, maar gelukkig vooral de ruiten verwoesten. Haar eerste eigen herinneringen zijn van na de oorlog. Ze komt als jong meisje met kunst in aanraking en na sluitingstijd is de binnenplaats haar speelterrein, waar ze menig tennisbal tegen de museummuur slaat. Ze herinnert zich artiesten als Godfried Bomans en Herman Krebbers die voor een optreden in de aula van het museum bij haar ouders komen koffiedrinken. Ook kijkt ze terug op een hecht gezinsleven. Haar vader blijft zijn leven lang bevriend met Hannema en ook met de latere directeur Coert Ebbinge Wubben. Pieter Haazebroek blijft in de dienstwoning wonen tot aan zijn pensioen in 1982. Hij is dan 65 jaar. Judith: ,,Mijn vader heeft zich 41 jaar lang, 365 dagen per jaar en 24 uur per dag met veel passie ingezet voor Boijmans.’’

Dali, Haazebroek & Hammacher