Judith Adonia Limahelu is vernoemd naar haar Molukse oma, Adonia Poetiray, van het eiland Saparua uit het dorp Tiouw. ,,Een heel klein lief omaatje, die heel erg goed en erg lekker kon koken.’’ Haar opa, Hanoch Limahelu, kom daar ook vandaan, maar groeide als zoon van een KNIL-militair op in Sumatra, waar het gezin was gestationeerd. Haar opa ging op zijn 17e ook in dienst, maar kwam tijdens vakanties terug op het eiland. ,,Ze zijn elkaar bij toeval tegengekomen en vonden elkaar leuk.’’ Later bleek dat hun families een huwelijk tussen hen waren overeengekomen. Ze trouwden in 1923 en kregen negen kinderen, acht jongens en een meisje dat helaas overleed. Met acht zoons, onder wie Judiths vader, kwamen ze in 1951 naar Nederland en in Schattenberg terecht, het voormalige concentratiekamp Westerbork. Haar vader was al 23 jaar. Ze kwamen in 1951 naar Nederland en verbleven in Schattenberg. Judiths vader was toen 23 jaar. Haar moeder is een Groningse dochter uit een bakkersfamilie. ,,Mijn vader studeerde in Groningen. Ze ontmoetten elkaar in de bus en gingen steeds naast elkaar zitten en werden verliefd op elkaar.’’ Een verboden liefde, begin jaren vijftig. Een zwarte man in de familie werd niet getolereerd. ,,Mijn moeder moest kiezen. Als ze koos voor mijn vader werd ze uitgesloten van de familie. Dat is ook gebeurd.’’ Haar moeder werd in het gezin Limahelu opgenomen en kwam ook te wonen in Schattenberg. Ze trouwden in 1953. Judith zelf groeide op in Krimpen aan de Lek. In 1992 ging ze met haar ouders voor het eerst naar haar roots op Saparua, een hele bijzondere ervaring. Later zou ze een verhaal schrijven over haar voorouders, Molukse grootouders en hun ontmoeting. Familieverhalen gebruikt ze ook in haar werk als transcultureel systeemtherapeut. Zelf was ze als jong meisje ook altijd erg zoekende geweest. ,,Wat is nou het Molukse en wat het Nederlandse? Ik had heel erg de behoefte om naar de Molukken te gaan en dat ook te ontdekken.’’

"Wat ik me bijvoorbeeld heel erg realiseerde, ik ben zelf 51 en dat mijn oma dus vijftig was toen ze naar Nederland kwam. Dat je dus uit een totaal ander land hier komt en dan meemaakt wat je meemaakt, dat kan me iedere keer nog wel raken."
Judith Limahelu (Maassluis, 1967)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Mahina, ode aan de Molukse vrouw.
En onderdeel van de collectie: Molukse migratieverhalen.
En onderdeel van de collectie: Molukse migratieverhalen.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling

"Ineens zag ik de kust met wuivende palmbomen dat me op de een of andere manier aan mijn grootouders deed denken. En het was net alsof er een speer door mijn hart ging."

"Ze had alles over voor ons, ze had drie banen alleen om te zorgen dat wij konden eten of naar school konden. Ik had later pas door hoeveel en wat mijn moeder allemaal voor ons heeft gedaan."

"Mijn moeder heeft me nooit meegegeven verdrietig te blijven, niet terug te blikken maar vooruit te kijken. Ze zei: wees trots op waar je vandaan komt, je bent en blijft een Molukse en laat zien dat die Molukkers wat kunnen, beteken wat voor je volk."

"Voor mij is deze kebaja heel belangrijk, omdat het iets tastbaars is, wat nog van mijn moeder is geweest en wat ze heeft gedragen."

"Al heb je maar één druppel Ambonees bloed, je bent gewoon familie, ze sluiten je meteen in de armen, je hoeft verder niets te zeggen. Daar raakte ik echt diep ontroerd door."

"Ik vind zelf dat onze Nederlandse moeders ook tot de eerste generatie Molukkers behoren. Wat al die vrouwen hebben moeten offeren. Ze hebben hun nationaliteit opgegeven. Sommigen hebben zich verdiept in de taal, in het koken."

"We hadden wel Molukse buren. In elk straat woonden steeds twee Molukse gezinnen naast elkaar. Dat vond ik heel fijn op zo op te groeien, met wel het gevoel van de Molukse gemeenschap."