Terug
 
"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."
Lenie Verhoeven - Willems (Rotterdam, 1934)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.

Met een vijf jaar oudere zus groeide ze op in de Willem Beukelszoonstraat nummer 70. Als klein meisje mocht ze alleen boodschappen doen bij winkels op de Mathenesserweg, zoals bij drogisterij De Krokodil.Later zou ze trouwen met de zoon van de drogist en de zaak overnemen. Zes jaar was ze toen de oorlog uitbrak in 1940. ,,Beneden bij mij in de slaapkamer had mijn vader de radio aanstaan en toen zeiden ze: het is nu oorlog. Het was een hele confronterende mededeling natuurlijk.’’
Later begonnen de bombardementen van de geallieerden op de havens. ,,Ik werd dan in een deken gerold en naar beneden gebracht, naar de buitendeur. Daar zaten we dan in een portaaltje met een kopje thee te wachten tot het weer over was.’’ Het leven ging ondertussen door. Ze ging naar school. ,,Wel met angst. Je mocht ook geen ramen open hebben of licht aan hebben ’s avonds.’’
Op 31 maart 1943 was ze ook naar school geweest. ’s Middags was ze vrij; het was immers woensdag. Eigenlijk zouden ze naar haar opa en oma gaan, op de Schiedamseweg, maar haar moeder besloot toch eerst naar het badhuis te gaan in Spangen. ,,Toen we daar waren is dat bombardement gekomen. Dat hoorde je niet goed, want al douches stonden aan. En de mensen zeiden: wat is dat? De badmeester zei: Het onweert ontzettend erg. Die wilde natuurlijk rust in de tent houden.’’ Toen ze buiten kwamen, schrokken ze zich rot. ,,We zagen alles branden, alles kapot, puin, rook, van alles.’’ Over de Mathenesserweg kwamen ze bij de Willem Beukelzoonstraat. Allebei de hoeken stonden in brand. ,,Aan de ene kant was een groenteman, die had nieuwe aardappelen. Er stond een hele rij om die aardappelen te krijgen. Die mensen zijn allemaal omgekomen.’’ De brandweer heeft hen door de vlammen heen geholpen; haar moeder wilde naar huis, om te kijken of Lenie’s zus er was. ,,We zijn nog boven geweest, maar de gordijnen vatten al vlam door de storm.’’ Lenie wist nog een pop te pakken, haar moeder greep een tas mee. Daar zat achteraf niets in. Ze vluchtten richting de Schiedamseweg, naar haar opa en oma. Toen ze bij de plek kwamen, zagen ze geen huis meer, maar een open gat.
Haar opa, oma, een nichtje met haar baby zijn bij het bombardement omgekomen. De moeder van haar nichtje was bij een trouwerij. ,,Achteraf was ze er liever bij geweest, want ze had geen dochter, kleindochtertje en geen ouders meer.’’ Een andere tante is met haar kindje eerder weggegaan. En Lenie’s zus zou ook naar opa en oma gaan, maar was later; zij ging een plantje kopen voor een ziek vriendinnetje. ,,Dus er zijn veel mensen gespaard gebleven.’’ Ze hebben nog een tijdje voor het gat gestaan en liepen verdwaasd verder de Schiedamseweg over. Al lopend kwamen ze haar zusje tegen, de twee tantes en nog meer familie. Emotionele ontmoetingen. ,,Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren.’’ Tijdens de oorlog werd Lenie een paar maanden ondergebracht in Friesland. Daarna keerde ze terug naar Rotterdam, waar haar ouders inmiddels een nieuwbouwhuis hadden gekregen in het centrum, aan de Vondelweg. In 1956 trouwde ze en keer ze weer terug naar Rotterdam-West, waar ze met haar man de drogisterij bestierde aan de Mathenesserweg. De zaak is verbouwd tot woonhuis, daar woont ze nog steeds.

Meer verhalen met
Trefwoord: bombardement  
Onderwerp: Oorlog  
Locatie: Rotterdam-West  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."
"Dan weet je niet wat je ziet. De huizen lagen in puin en de lijken lagen opgestapeld.''
"Ik stap net binnen en gelijk kledder: enorme explosies. De kalk vloog van het plafond."
"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."
"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."
"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."
"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."
"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."
"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."
"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."
"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."
"Dat was een hoop gegil, gekrijs. Daarna ben ik weggezakt."
"De opdracht was: als een bombardement dreigt, allemaal onder de trap. We stonden daar en mijn oudste zus zei op een ogenblik: ‘We hebben George vergeten."
"Het is afschuwelijk om de branden zo dichtbij te zien en te ruiken."
© 2024 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed