Terug
 
"Toen ik jong was, zaten er wel dertig Valken op de ’s-Gravenweg."
Maria van Donkelaar (Rotterdam, 1947)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Verhalen van de ‘s-Gravenweg, deel 1.
En onderdeel van de collectie: Verhalen van de 's-Gravenweg.

De geschiedenis van haar (tuinders)familie aan de ’s-Gravenweg voert terug naar 1897. Haar betovergrootvader vestigde zich er vanwege stadsuitbreiding. Hij streek neer in Vredebest, een voormalige melkboerderij. Melkveehouders werden eind negentiende eeuw steeds meer de stad uit geduwd wegens woningbouw. Tuinders namen echter hun plek in; zij moesten aan de rand van de stad zitten, omdat ze hun groenten zo vers mogelijk en dagelijks op de markt moesten afzetten. Maria groeide eerst op bij haar oma aan de Oostzeedijk, waar ze samen met haar ouders woonde. Ze was ook vaak aan de ’s-Gravenweg te vinden, waar haar familie Valk – zoals haar oma heette – twee boerderijen en een tuinderij had. Haar vader werkte daar al van kinds af aan. ,,Toen ik jong was, zaten er wel dertig Valken op de ’s-Gravenweg.’’ Op haar elfde kwam ze er zelf ook wonen, met haar ouders in een van de boerderijen. En daar woont ze nu nog. Boerderij Vredebest aan de ’s-Gravenweg 344 is gebouwd in 1888 en telt vijf bedsteden. De schuur ernaast, de oorspronkelijke wagenschuur, staat er langer. Ooit was er ook een ophaalbrug. Haar overgrootvader liet er nog een boerderij bouwen in 1900. Dat is onteigend vanwege bouwplannen van de gemeente, die achteraf niet doorgingen. Het heeft vervolgens jarenlang leeggestaan, waardoor het een ruïne werd. Het is uiteindelijk afgebroken. ,,Heel erg jammer, ik vond het altijd een heel mooi huis.’’ Een andere zoon van haar betovergrootvader was technisch-tekenaar en liet ook een huis bouwen. Twee dochters van deze oom Piet – tante Willemien en tante Marie – woonden er nog toen Maria klein was. ,,Daar maaide ik dan voor een paar gulden het gras.’’ Haar oma Valk trouwde rond 1900 met haar opa, een Donkelaar. Zij runden ooit een stalhouderij en een koffiehuis in het Oude Noorden. Daar stalden alle tuinders hun paard, terwijl ze de oogst aan groenteboeren verkochten. Maria’s familie verbouwde tomaten, kleine cherrytomaatjes, waarmee zij en haar neefje elkaar bekogelden. Van de tomaten die overbleven werd puree gemaakt en geweckt om later tomatensoep van te maken. De grote woonkeuken was sowieso vaak het decor, waarin zij met oma, moeder en tantes groenten sneden, wasten, kookten en weckten. ,,Ik zat dan bijvoorbeeld de hele middag boontjes in zo’n snijbonenmolentje te stoppen. Heel gezellig vond ik dat altijd.’’ Na het Libanon Lyceum ging ze eerst naar de kunstacademie. Later studeerde ze Italiaans in Utrecht. Daarna keerde ze weer terug naar Rotterdam, met echtgenoot. Ze woonden eerst aan de Lusthofstraat, waar de eerste van haar vier kinderen ter wereld kwam. Tijdens aanleg van de metro keerde ze weer terug naar de ’s-Gravenweg. Haar ouders woonden in het achterste gedeelte, zij met man en kind aan de voorkant. Nu woont Maria er weer alleen. Ze schildert nog steeds en is in het uitgeversvak terechtgekomen. Ze maakt ook kinderboeken.

Meer verhalen met
Onderwerp: Wonen  
Locatie: Kralingen  Rotterdam-Oost  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
,,We weten dat de ’s-Gravenhof en Buitenzorg hier staan en sommigen kennen de vroegere Ypenhof nog. Maar er zijn hier waarschijnlijk wel dertig tot veertig buitenplaatsen geweest."
,,Architect Kromhout heeft hier een betonnen bassin laten maken, daarop is het huis gebouwd. Dat is geweldig, want die kelders zijn zo droog als het maar kan.’’
"Bij Kees Mulder in de Vijverlaan verzamelden we om wedstrijdjes te fietsen of Concours Hippique te spelen. Dan bouwden we hindernissen in zijn tuin van allerlei stoelen en tafels."
"Mijn vader heeft die mensen uitgekocht en Rijkswaterstaat de opdracht gegeven dat terrein op te hogen om daar een tuin van te maken. Dat is nu de mooiste tuin van Kralingen."
"Wij gingen niet naar de ’s-Gravenweg, maar naar de Tuin. Zo noemden we dat.’’
"De tuinders die bleven zijn in feite uitgerookt."
"M'n moeder was hier een toonaangevende figuur. Als je in de buurt naar Oetje vraagt, weten heel veel mensen wie dat is. Ze heeft er ook een lintje voor gekregen destijds.’’
© 2025 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed