Terug
 
"Mijn vader slachtte zelf vroeger zijn kippen. Een hoop Chinezen deden dat. Die hadden dan achter een ruimte gemaakt en dan kochten ze kippen, levende kippen, en dan lieten ze ze opgroeien en die pompten ze vol, dat ze lekker vet waren. En dan, nou mijn vader die wou altijd hebben dat ik het ook deed."
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Over de Eerste Generatie – duur 28’38”.
En onderdeel van de collectie: Chinese Restaurantverhalen.

Peter Yin (Rotterdam – Katendrecht, 1941)

Zijn vader had een eethuisje in de Atjehstraat 45, vlak na de oorlog, genaamd Sow Lee. Zijn vader heette Tin Yin, zo werd hij althans genoemd en kwam in de jaren 20 aan op Katendrecht, hij werkte als stoker op een van de schepen van de Rotterdamse Lloyd. Zijn moeder woonde hier al, in de Lombokstraat. ,,Ze zijn in 1926 getrouwd en toen zijn ze tweehoog gaan wonen in de Atjehstraat, boven bakker Schumacher.’’ Hij liep altijd in kostuum, de meeste Chinezen waren heel netjes gekleed toen. Zin in school had Peter niet. Hij waste de allereerste auto op de Kaap, die was van de eigenaar van Tjong San Lao en dan kreeg hij vijf gulden of een tientje. Tegelijkertijd kreeg hij de lekkerste po kai’s en dumplings van zijn vrouw.  ,,Er is niet één restaurant die ze zo maakt, niet één.” Peter mocht geen Chinees leren van zijn vader, dan zou hij naar alle waarschijnlijkheid, te veel begrijpen. Hij hielp al jong mee in het restaurant, leerde bami maken, een kip slachten en sambal en eend maken. ,,Van mijn vader heb ik een heleboel dingen met eten geleerd.” Na de lagere school ging hij werken en kreeg hij verschillende baantjes bij een kuipenmakerij, op een sleepboot, bij een melkfabriek. Daarna heeft hij als veertienjarige dispensatie gekregen om op de grote vaart te varen, dat heeft hij aantal jaar gedaan. Uiteindelijk nam hij de zaak van zijn vader over. Deze runde met de vader van Jim Tsang ook een gokhuis, genaamd Hap Ji op de hoek Atjehstraat en Sumatraweg. Peter bouwde het restaurant om tot café, de Yin Tin Bar, en nam gastvrouwen aan die de tent runden. Zelf begon hij samen met zijn vrouw Lia in Dreischor, Zeeland, een Chinees restaurant. Zijn vader overleed in 1975. ,,Wij wisten dat hij veel ouder was, maar ja, data op papieren klopten nooit.” Peter en Lia wonen alweer ruim 30 jaar aan het Buizenpark op de Kaap. Hun huis is als een museum; de messen, het telraam, het servies en de beelden uit het restaurant, de opiumpijpen uit het gokhuis bewaren ze met veel zorg, naast de mooie herinneringen.

Meer verhalen met
Onderwerp: Eten / koken  Migratie  Ondernemen  
Locatie: Katendrecht  
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing:
Interviewer:
Muziek:
Ondersteund door:
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling
"In de Chinese traditie bij ons op Katendrecht, was het zo, ze hielpen elkaar altijd. Zo zijn de Chinese restaurants ontstaan. Chong Kok Low was de oudste - het eerste Chinese restaurant in Nederland."
"Dus alles veel, in overvloed, met als gevolg dat je nog dagen kalkoen kan eten- of als je soep maakt, nog dagen soep kan eten. Je kan heel de buurt wel uitnodigen om mee te eten. Dat is gewoon iets, een afwijking, die is gewoon genetisch bepaald."
"En zo is mijn vader dus altijd bekend geweest hier. Chinese Kees of Kees Zee. En dan wist iedereen over wie je het had."
"Toen had je Chinese restaurants competities, dat waren voetbalcompetities op maandagmorgen. Ja, ik zat nog op school. Maar op maandag zijn al die Chinese restaurants dicht. Koen - die werkte vroeger in China Garden - ging altijd een briefje voor me schrijven dat ik naar de dokter moest."
"Nou, toen is mijn moeder daar de boekhouding gaan doen. En dat mijn vader heel goed kan koken - want de liefde gaat door de maag - ja, zo is dat gekomen."
© 2024 Verhalen van Rotterdammers | Website door Mediabreed