Zijn eerste herinneringen liggen in de Eerste Gijsingstraat nummer 83 A, waar het gezin Van Vlijmen in 1933 neerstreek. Daar werd drie jaar later nog een zusje geboren. Zijn speelgebied was het Grote Visserijplein: knikkeren, kattekwaad uithalen, zoals portemonneetje wippen. ,,Wat we ook vaak deden was naar de Koushaven gaan. Daar had je een zwembad.’’ Zijn vader werkte eerst in het Coolsingelziekenhuis, daarna in de haven en vervolgens kwam hij terecht bij drinkwaterleidingbedrijf, op de Honingerdijk. Zijn moeder was een typische huisvrouw: als de man thuiskwam, stond het eten klaar.
Voor het bombardement was het gebied rond zijn huis ‘een paradijs voor winkeliers’. Hij herinnert zich de groentewinkel, op de hoek van de Groenlandstraat, de boekwinkel ernaast. Een melkwinkel, boekwinkel Schrik, waterstokerij Dobbelsteen, garagebedrijf Thijssen. ,,Op de Schiedamseweg had je heel veel leuke winkels. Bas van der Heijden, nu Dirk van der Broek, was de eerste zaak in 1934 of ’35 daar begonnen, naast de Spaarbank van de gemeente Rotterdam.’’
Op 31 maart 1943 was hij van plan om naar school te gaan. Hij zat op de Mulo in de Rösener Manzstraat. Met een leraar had hij afgesproken om melk te brengen voor de witte muizen. Daarna ging hij naar huis om te eten. ,,We hadden het net op, toen het luchtalarm ging. Ik liep naar boven toe, om te kijken of ik vliegtuigen zag. Tegen zijn moeder en zijn zusje zei hij: ga maar naar beneden, naar de buren. Hij kwam er kort daarna ook aan. ,,Ik stap net binnen en gelijk kledder: enorme explosies. De kalk vloog van het plafond.’’ Overal zag hij de ruiten eruit liggen en gordijnen naar buiten wapperen. ,,En dan zie je ineens een vlam, schuin tegenover ons uit de ramen komen. Dus ik ging naar beneden toe. De gordijnen in knopen binden.’’
Ze zetten een trapleer bij het zolderraam, als vluchtroute. Daarnaast pakten ze wat kleding en wachtten ze af. ,,Op een gegeven moment zag je het ene pand helemaal omhoog in brand gaan en dan het volgende pand. Toen zijn we over de trap achter naar buiten gegaan en zo over de binnenplaats naar de Rösener Manzstraat gelopen.’’ Ze hebben eerst bij een tante van zijn vader gelogeerd, daarna bij een oom in de Tiendstraat. Uiteindelijk kregen ze een woning in Sportdorp. ,,Daar hebben we een heerlijke tijd beleefd.’’ Naderhand kwam hij nog regelmatig in zijn oude wijk. Hij zat nog steeds op school in de Rösener Manzstraat. Iedereen die hij kende, heeft de bommen overleefd. Doordat veel getroffenen in Sportdorp kwamen, was de saamhorigheid in hun nieuwe wijk groot. ,,Dat was eigenlijk echt een heel familiaire toestand geworden, want we kwamen altijd bij elkaar. Na de bevrijding werd er feest gevierd. Dat deden we daarna elk jaar. Dat hebben we dat heel lang volgehouden.’’

"Ik stap net binnen en gelijk kledder: enorme explosies. De kalk vloog van het plafond."
Piet van Vlijmen (1929, Rotterdam)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Laura Schalkwijk
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Linda Malherbe
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling

"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."

"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."

"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."

"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."

"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."

"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."

"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."

"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."

"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."

"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."

"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."