Het gezin Bruning woonde in de Oeverstraat, op het Noordereiland, toen Wim werd geboren. Zijn vader werkte als banketbakker in verschillende zaken en kon ook motorfietsen repareren. Nadat het gezin – Wim had nog een tien jaar oudere zus – verhuisde naar Rotterdam-West had zijn vader ook een motorzaak en een rijwielstalling in de Zoutziedersstraat. Ze woonden in de Willem Beukelszoonstraat. ,,Daar heb ik toen in de Korfmakersstraat op de kleuterschool gezeten en de lagere school heette Dr. H. Colijnschool.’’
Wim kan zich nog goed herinneren dat de oorlog uitbrak. Op het platte dak van hun woning zat hij altijd naar de vliegtuigen te kijken. ,,Ik heb de parachutisten zien landen en de binnenstad zien branden.’’ Zijn opa, een kleermaker, woonde vlakbij, in de Mathenesserstraat. ,,Hij was alleen en at tussen de middag altijd bij zijn dochter. Die woonde in de Korfmakersstraat.’’ Daar was Wim op de dag van 31 maart 1943, zoals elke middag. Hij at er altijd een boterham met suiker. Op een gegeven moment ging hij naar huis toe. Hij stak de Mathenesserweg over. ,,Daar had je links een groentewinkel op de hoek. Daar stonden dames in de rij. Weet ik veel of het de nieuwe aardappelen waren, maar het was erg druk.’’ Zal ik in de groentewinkel schuilen, dacht hij nog, toen het luchtalarm ging. ,,Ik woonde ongeveer vijftig meter verder en ik dacht: ik loop wel door.’’
Dat was zijn geluk: de groentewinkel kreeg een voltreffer. Tijdens het bombardement van 1943 was Wim Bruning alleen thuis. Een onderbuurvrouw was in paniek, de ruiten waren kapot en vonken vlogen door het huis heen. Even later kwamen zijn ouders thuis. Ze hebben een hoop spulletjes verzameld en dat bij zijn opa neergezet. ,,Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten.’’ Hun huis aan de Willem Beukelszoonstraat is uiteindelijk afgebrand. Het gezin Bruning verbleef eerst bij opa de kleermaker. Daarna kregen ze een huis aangeboden op Zuid, in tuindorp de Vaan. Hoewel hun nieuwe leven zich op Zuid afspeelde, kwam Wim nog vaak in West bij zijn vrienden. Met een vriend, slagerszoon Gerrie Huis, bleef het contact nog lang. Wim kwam ook nog vaak bij zijn opa, op wie hij dol was.
Wim Bruning heeft nog een paar jaar voor de Holland Amerika-Lijn gevaren en voor verschillende luchtvaartmaatschappijen en hotelketens gewerkt, zoals KLM en het Hilton.

"Zo om een uur of vijf, half zes, werd op het Marconiplein voor de mensen, die allemaal dakloos waren natuurlijk, brood uitgedeeld en makrelen en dat hebben we ’s avonds gegeten."
Wim Bruning (Rotterdam, 1932)
Dit verhaal is onderdeel van luistervoorstelling: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
En onderdeel van de collectie: Het Vergeten Bombardement van 1943.
Deel dit verhaal
Credits
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Peter Klijsen
Techniek/editing: Laura Schalkwijk
Interviewer: Linda Malherbe
Muziek: Marlies du Mosch
Ondersteund door: Joop Reijngoud, Peter Klijsen
Meer vertellers uit deze luistervoorstelling

"Je hoorde die bommen overgaan. Maar in principe wij stonden zo bij elkaar en als je nou zegt, ben je echt bang geweest? Zeg ik nee. Klinkt heel gek.."

"Een Duitser zei nog: gaan jullie maar in het midden lopen, want dadelijk vallen de muren om en dan leef je niet meer."

"Mijn moeder pakte ons op een gegeven ogenblik vast en hield ons stijf tegen zich aan. Oren dicht. Zodra het was afgelopen, was het stil. Alleen maar dood- en doodstil."

"Er was een enorme paniek in huis en ik ben dus naar de voorkamer gelopen, keek naar buiten en zag dat het allemaal in elkaar lag."

"Mijn vader was uit zijn werk gaan zoeken. Die kwam bij de Schiedamseweg aan, zag dat gat en dacht dat we allemaal dood waren."

"Die renden allemaal op de glasscherven, zo’n snerpend, naargeestig geluid, iets wat ik bij wijze van spreken nog kan horen."

"M'n broertje was weggekropen. Die was op het toilet gegaan en zat onder het bloed. Mijn oudste zus riep: ‘Moeder, we gaan eraan."

"Dus ik doe de buitendeur open en ik zie vanaf de Marconipleinkant een enorme stofwolk aankomen. In die stofwolk liepen allemaal mensen."

"De ene steen na de ander werd weggehaald, totdat ze een stukje ceintuur vonden van haar jas. Ze is gevonden."

"We konden nog ontkomen, al kon mijn moeder niks meer meenemen. Ze zei: gelukkig heb ik mijn jongens nog."